De Stichting Sierk Schröder is de auteursrechthebbende op alle kunstwerken van Sierk Schröder

Home | Dagboek en Brieven Sierk Schröder

Dagboek en brieven

Verslag van een reis naar Teheran in 1963

Brief 1 van een serie van tien brieven

In opdracht van Koningin Juliana schilderde Sierk Schröder het portretje van Shah Reza Jr.
Dat gebeurde tijdens een staatsbezoek van Hare Majesteit en Prins Bernhard aan Mohammed Reza Pahlavi, shah van Perzie, en Farah Diba.
Op zondagavond 13 oktober 1963 werd het portretje aangeboden als een geschenk van de koningin en de prins aan de shah en zijn vrouw. Hoe dat verliep, wordt beschreven in de achtste brief van het Dagboek dat Sierk Schröder schreef over zijn reis naar Teheran. Het Dagboek telt boeiende verhalen aan zijn vrouw Mieke.

De brieven zijn alle handgeschreven. De klus om deze veelheid van brieven uitgetypt op een diskette te zetten werd in 1995 gedaan door Simone (Simone Mesman).

Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 1
Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 2
Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 3
Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 4
Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 5
Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 6
Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 7
Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 8
Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 9
Verslag van een reis naar Teheran in 1963. Brief 10

Op deze pagina brief 1 van de serie van (dagboek)brieven.


Sierk Schröder voor het portretje van shah Reza Jr.(1963)


Het reisschema


Fragment uit brief 1

Brief 1

Teheran, 3 okt. 1963

Lieve Miekel,

Een dagboek houden is haast onmogelijk. Bovendien moet ik dan alles tweemaal schrijven. Het lijkt me daarom beter om elke dag aan je te schrijven en die brieven om de paar dagen weg te sturen. Als we ze later in een mapje doen met de foto’s en grappige documenten, dan kunnen onze kinderen en kindskinderen ze nog eens overlezen.
Ik maak dus echt een verslag, wat je aan iedereen kunt laten lezen en ook voor iedereen bestemd is.

Laat ik met het begin beginnen: Het was gruwelijk weer toen we wegreden. Regen en storm, en ons doorgesijpeld stukje land heb ik nog nooit zó mistroostig en naar gezien; Juff. Wijnen (part. secr. Prinses B.) stond ook al koud en rillerig op de stoep te wachten en daarna haalden we Freule Roëll, die alleen meeging om de Koningin uitgeleide te doen.
Op Soesterberg stonden al verkleumde mensen te wachten. Ik kende er velen van. Pr. Beatrix kwam in een aparte auto en daarna de Koningin en de Prins, die ons allemaal hartelijk en bijzonder vriendelijk begroetten. Er stonden twee Friendships klaar, één was het regeringsvliegtuig van de Prins, de ander een militair vervoersvliegtuig (dus geen lieve stewardessen en lekkere hapjes - alles was heel comfortable, maar zonder de gewoonlijke vliegtuigluxe).
In het eerste ging de hele Kon. familie en in het tweede zat ik erg prettig naast Mevr. Repelaer van Driel, een echt lief mens en verder met Juff. Wijnen, Zinnicq Bergman, Geersema (adj. v.d. Prins), Braam Hoekgeest (secr.) en v.d. Hoenen (Secr. Kon.). Er reisden nog wat rechercheurs en een paar kameniers en lakeien mee. Opvallend was hoe alles ging zonder plichtplegingen. De conversatie was vriendschappelijk en soms heel interessant, omdat ze vertelden over hun werk en hun moeilijkheden.
Die Friendships zijn inderdaad fantastische toestellen: comfortable, reuze practisch en ruim, je vliegt snel (400 km.) en hoog (6000 m.). De crew was een team van militaire vliegers en alles ging zo, dat ik en geen van de anderen een ogenblik angstig zijn geweest. We vlogen over Genève en de Alpen (veel wolken) naar Grosseto, waar de zon heerlijk scheen. Hier namen we benzine in. De lunch was gezellig (in het vliegtuig), een soort visschotel en een glas wijn. We sliepen wat daarna en gingen over de punt en de hak van de laars van Italië naar Griekenland. Daar werd het uitzicht heel mooi en tenslotte landden we om 4 uur op Rhodos.
Daar was het heerlijk zonnig weer, niet te warm, olijven en vijgen, en een mooie weg langs de kust, maar ook alweer bungalows en hotels overal in aanbouw. Het hotel heel luxieus: zwembad, kamer met uitzicht op de zee, etc.
Het andere vliegtuig was al een uur eerder aangekomen en net toen ik me zalig even wilde douchen en verkleden kwam er een spoedboodschap: de Prinses wil sight-seeën, anders wordt het donker. Beatrix voorop en wij er achteraan, naar een bus en met die bus een heel stuk van de stad Rhodos gezien. Ik heb heel gezellig met haar gepraat, ze kende Rhodos en vond het leuk allerlei steegjes in te lopen en oude dingen te bekijken (o.a. het kasteel van de Johanniten-orde, dat heel mooi gerestaureerd was).
Ergens bovenop dat kasteel vonden we de Koningin met een klein gezelschap en gezamenlijk hebben we nog rondgelopen, terwijl we elkaar telkens kwijtraakten en de bus achter ons aanhobbelde. ‘t Was heel gek. In het hotel terug kregen we tot ½ 9 tijd. Sommigen, o.a. de Kon. gingen nog zwemmen, maar ik ben even gaan slapen, heb toen een bad genomen en voelde me weer opgefrist. In de eetzaal stonden kleinere tafels van 6 pers. gedekt en de Koningin vroeg me naast haar te komen zitten. Het eten was heerlijk en de conversatie vrolijk, hoewel soms erg vaag! (De Kon. wist helemaal niet dat ik Prof in Amsterdam ben, ze was zeer verbaasd en maakt 1000 excuses en keek daarbij heel boos naar Van Lijnden (Haar secr.)). Luns (Min. B.Z.) was erg op dreef, hij zat met Beatrix aan een andere tafel, maar voor zo’n jong kind is het toch een corvée om altijd met een stel oudere heren te eten en om te gaan. Ze zag er echt lief en knap uit, heel fris, en was ook tegen mij vrolijk en aardig. Natuurlijk voel je onder alle gesprekken ondertonen van moeilijkheden, jalouzietjes en oud zeer. Maar waar is dat niet?
‘s Morgens vroeg op; toen had ik zin de zee in te gaan, maar we hadden geen tijd. De tocht werd prachtig: over Turkije, zoutmeren, heel vreemde kleuren, landschappen als abstracte schilderijen. Aan de grens van Iran een woeste bergketen. We vlogen over de Euphraat en de Tigris. Na die hoge bergen werd het één grote woestijn. Om ½ 3 in Teheran. In het vliegtuig had iedereen zich verkleed. De heren die eerst bij de lunch, als dagjesmensen, in een overhemdje kip hadden zitten kluiven, zagen er nu schitterend uit met ridderorders en sleepsabels (waar ze zelf vreselijk de gek mee staken).
De aankomst was prachtig. Iedereen zei, dat ik er maar bij moest blijven, totdat ze van het vliegveld weggingen en aan de grote, officiële tour begonnen. Ons gezelschap kreeg eerst iets kouds om te drinken, en toen stelden we ons op, naast de fluwelen loper buiten. Het vliegtuig van de Koningin kwam aan, begeleid door 6 straaljagers en toen ze verschenen, kwamen de Sjah en Farah Dibah op het bordes. Hij, in een schitterend wit uniform en zij als een franse mannequin in een fel groene jas, die heel wijd uitstond en een groen hoedje. Na de volksliederen en na de inspectie van de wacht, kwam de hele stoet langs ons. Iedereen werd voorgesteld en de Koningin stelde mij ook voor aan de Sjah en Farah, die er van dichtbij lang niet zo knap uitziet als je denkt. Eigenlijk een nietszeggend gezichtje. Ik kreeg de indruk, dat ze niet goed begreep waar het om ging, maar ze was erg zenuwachtig. De ambassadeur Hasselman had me al gezegd, dat het wel heel moeilijk zou zijn om het paleis binnen te komen. Misschien komt er wel helemaal niets, dan lach ik me een ongeluk. Een feit is, dat niemand er nog iets van weet.
Toen men op weg ging, heb ik me vastgeklampt aan een jonge attaché (Schreuder!!) met een aardige, jonge, engelse vrouw. En in zijn Volkswagentje zijn we als de bliksem achter de stoet aan geraced!! Agenten schreeuwden en auto’s toeterden, maar dat jongmens gaf nergens iets om en we reden in pijlsnelle vaart langs alle verbouwereerde soldaten en schildwachten. Tenslotte haalden we de stoet in, toen de Kon. en de Prins in een soort gouden koets stapten, begeleid door ruiters.
Langs de kant dromden de mensen en wat voor mensen! Net die zigeuners uit Portugal. De vrouwen veel nog in een lange zwarte doek, waarmee ze met één hand de onderkant van hun gezicht bedekken. Arm dat die mensen zijn, maar misschien daarom zo mooi, vooral in de buitenwijken. Midden in de stad is het volk helemaal vereuropeest en afschuwelijk. Die Schreuder bracht me naar het hotel. Een uitstekend hotel, waar ik dus alleen ben achtergelaten (hij leende me meteen 2000 Rials om iets te hebben). En stel je voor: op mijn kamer vond ik een werkelijk kostbare bewerkte zilveren sigarettendoos een een kaartje van Dr. Hossein-Ali, Grootmeester of ceremonies to his Imperial Majesty! Dat was werkelijk nog oosters! Het is heus een kostbaar geval, in elk geval iets wat wij nooit in huis gehad hebben.
Ik ging nog even naar buiten na heerlijk gedoucht te hebben en na alles voor deze 10 dagen netjes ingericht te hebben. De stad is afschuwelijk lelijk. Winkels met ballpoint en Europees speelgoed naast venters van loterijbriefjes en gepofte noten. De mensen zijn arm en vuil, veel van het zelfde type als de Sjah en veel Farah Dibah’s, maar de meesten mooier!
Ik heb een whisky gedronken en nu gegeten en laat alles opschrijven en nu rol ik in bed. Morgen moet ik er op uit om in dat Paleis te komen... Wat een toestand!
Eerst ga ik proberen te werken. Het zal er wel op uitdraaien, dat ik later alleen dingen ga zien. Dag, dag, veel liefs, verder tot morgen ...

Verder naar brief 2