|
Home | Biografie
| Lezingen
Lezingen / betogen / interviews
Sierk Schröder (1903-2002)
Lezingen / betogen / interviews / brieven / briefwisselingen
Opening expositie van het oeuvre van Sierk Schröder in het
Goois Museum,
op 15 januari '65 door drs. J.N. van Wessem.
Sierk Schröder is tegelijkertijd een van onze meest bekende schilders
(zeker als portrettist) en een van die kunstenaars, die naast de revolutionaire
ontwikkelingen, hun eigen weg blijven gaan, het kompas vertrouwend,
op zoek naar de vertolking van blijvende menselijke waarden en steunend
op de grote voorbeelden uit het verleden, die immers - door hun kwaliteit
- niets aan betekenis
voor het heden hebben ingeboet. Want Schröder is bepaald veel meer
dan de portrettist van de officiële wereld (die wel nergens minder
op een beau-monde lijkt dan in ons land).
Zijn talent is veelzijdig, ook in de zichzelf opgelegde beperking. Hij
kent zijn grenzen: hij voelt zich tonalist meer dan colorist, en zoekt
eerder de harmonie dan de primaire schreeuw.
Zonder tot de pastiche te vervallen, haakt hij in op de bestaande ontwikkeling
en in zijn opdrachten wenst hij zoveel mogelijk zijn vrijheid te bewaren,
maar tevens rekening te houden met de motivering, die tot de opdracht
heeft geleid. Men zou het zoeken naar een harmonische uitbeelding van
de psychische geaardheid van zijn onderwerpen de kern van zijn creativiteit
kunnen noemen.
Want onder deze kwalificatie vallen zowel zijn opgedragen als zijn vrije
portetten en stellig evenzeer zijn vrije tekeningen en aquarellen, wanneer
men bij deze laatste de psychische expressie vooral in de weergave van
de sfeer wil zien.
Maar om tot een dergelijke vrijheid in de keuze van de vorm en het gebruik
van de taal te kunnen komen is een zo groot mogelijke beheersing van
het ambacht noodzakelijk (een opvatting, die hoe langer hoe sterker
terrein terugwint), en in dit opzicht zijn de studiebladen, de vingeroefeningen,
de overwinning op de weergave van de materie, de variaties op de essentiële
thema's voor de waardering van zijn werk van het allergrootste belang.
Ik geloof dat nooit tevoren de verschillende fasen van Sierk Schröders
werkzaamheid duidelijker bijeengebracht zijn dan op deze tentoonstelling.
In de gang naar de zalen ziet men en keuze uit de tekeningen, die ik
zojuist wel oefenbladen genoemd heb, maar die toch tegelijkertijd gave
kunstwerken zijn.
De modelstudies tonen een grote en zeldzaam geworden beheersing van
de anatomie.
Zij zijn academisch in de goede zin, dit wil zeggen niet gedicteerd
door een verstard en onpersoonlijk schoonheidsideaal, maar ontstaan
uit de behoefte het motief te verkennen en de geheimen ervan te achterhalen.
Het is geen wonder dat een medicus, die aan de Leidse universiteit promoveerde
over een anatomisch onderwerp, bij bepaalde details Sierk Schröder
om raad vroeg.
Maar let U ook vooral goed op de draperiestudies, want daarin kunt U
veel over de kunstenaar ontdekken: zijn voorkeur voor het quattrocento
(die geen ijdele nabootsing is geworden), zijn minutieuze wijze van
werken, voorzichtig en toch vastberaden elke plooi, ieder detail verantwoordend,
en zijn kunde om niet in detaillisme te vervallen, maar om de tekening
tot een boeiend geheel te maken. In deze bladen is de weergave volledig
in de plaats getreden van het onderwerp, is de weergave het onderwerp
geworden. Alles komt hier op het gave evenwicht aan en op de economie
van de middelen. Hier heeft de oefening kunst gebaard.
De kreeftenstudies bezitten een heel ander sfeer, want hierin vat hij
de geheimzinnige dieren in hun hele verschijning. De hoekigheid van
de lijnvoering stemt geheel overeen met de tastende, schokkende bewegingen,
die hun hele voorkomen kenmerken.
De eerste zaal - waarin de aquarellen worden getoond - zou men kunnen
zien als een vrucht van de creativiteit, waartoe de oefenbladen hem
in staat hebben gesteld.
Hier overheerst de nauwkeurig uitgebalanceerde sfeer; kleur en toon
spelen er een grote rol en versterken op een weinig opvallende maar
wezenlijke manier de gaafheid, die bestaat uit het praktisch samenvallen
van conceptie en resultaat. Bovendien spreekt uit deze aquarellen een
beheerste sensualiteit, die niet anders is dan een verheerlijking van
het menselijk lichaam.
En misschien staat Sierk Schröder wel nergens verder af van wat
voor velen als de belangrijkste bijdrage van de kunst van deze eeuw
geldt: die, waarin de mens verminkt, vermorzeld, en vaak tot in het
onherkenbare veracht wordt weergegeven.
Het blijft een verrassing te zien hoe bij hem wat zo vaak onderwerp
voor schilderijen van allerlei allooi is geworden, persoonlijk ondergaan
en gezien is gebleven. In de grote zaal ziet men Sierk Schröder
zoals de buitenwacht hem het beste kent: de schilder van het figuurstuk
en vooral van het portret. Hier ontmoeten wij de kunstenaar in zijn
sociale contacten, in minstens tweeërlei opzicht:
als de schilder die ons in zijn doeken de leefwereld die hij gekozen
heeft laat zien, en als de portrettist die van het portretschilderen
een beroep heeft gemaakt, waardoor hij zich sociaal heeft kunnen handhaven.
De ontwikkeling die zijn talent juist de laatste paar jaren heeft gekenmerkt,
is hier duidelijk te zien.
Hoewel zijn ontwikkeling geleidelijk is geweest zijn er toch stroomversnellingen
waarneembaar.
In een hiervan bevindt hij zich nu, zoals het meest recente werk toont.
De toets is ruiger geworden zonder aan raakheid verloren te hebben,
de compositie gecompliceerder door het intensere gebruik van de achtergrond,
die een nieuwe rol ging spelen. Maar de verworvenheden van vroeger heeft
hij niet veronachtzaamd. Elk schilderij berust op een feilloze tekening
en de karakteristiek van zijn modellen is bijzonder sprekend.
De harmonie, die altijd kenmerkend voor de schilder is geweest, is gebleven,
maar toch zijn deze portretten ontstaan uit een heftige spanning. Dat
het eindresultaat deze niet toont kan alleen beschouwd worden als een
compliment voor Schröders meesterschap. Het schilderij is uitgebalanceerd;
het schilderen was telkens weer een absorberende en uitputtende ontdekkingsreis.
Tijdens het ontstaan komen de twijfels, de onzekerheden op. Hele partijen
worden, op zoek naar de uiteindelijke vorm, veranderd, uitgewist en
weer ingeschilderd. Uit alle variaties zoekt hij het thema op. In het
resultaat zijn deze spanningen - deze actionpainting - niet uitgevaagd,
maar tot een nieuwe harmonie gebracht. En in ieder nieuw schilderij
is de inbreng van de kunstenaar niet alleen zijn groot technisch vermogen,
zijn rijke ervaring, zijn bondige weergave van het sujet, maar vooral
zijn hele doordringende persoonlijkheid. Want de belangrijkste ontmoeting
van elke kunstenaar is die met zichzelf. In de spiegel legt hij de rekenschap
af over zijn intenties, zijn verworvenheden, zijn conflicten, zijn slagen
en zijn volhouden.
Bij sommigen is deze confrontatie met het eigen ik voor derden nauwelijks
te herkennen. Sierk Schröder mag men zonder overdrijving een grootmeester
van het zelfportret noemen.
Ook deze gaan uit van een sterke sensibiliteit, een gevoelsmoment. Zij
zijn intiemer dan het meeste andere werk, want de weergave kan bij iemand,
die zozeer de techniek beheerst (en alleen maar bij zo iemand) directer
zijn.
De zelfportretten zijn een afrekening. Zij tonen ons de kunstenaar onderzoekend,
ontledend, als overwinnaar op de materie, maar ook in zijn eenzaamheid.
Hier is het sociale element teruggedrongen en is hij alleen met het
gelaat dat de spiegel is van zijn wereld. Het laatste geschilderde zelfportret
heeft zo het karakter gekregen van een confessie. Zelfbewust zijn en
blijven zoeken houden elkaar in evenwicht. De vier fasen die ik schetste
: studie, lyrische ontboezeming, portret en confrontatie met het eigen
ik, komen vanzelfsprekend niet gescheiden voor. Zij lopen in het oeuvre
door elkaar en wisselen elkaar af "naar de luim van het seizoen".
Daaraan ontleent het gehele oeuvre zijn charme en zo blijft de creativiteit
lenig.
Men zou ook een andere indeling kunnen maken en het zwart-wit stellen
tegenover de kleur, of de transparante aquarel tegenover het olieverfschilderij.
Men zou de poëzie van de vrije uitingen kunnen vergelijken met
het proza van de opdrachten, die op hun beurt zo vaak gedichten worden.
Maar hoe men het overzicht maakt, men zal steeds getroffen worden door
de zuivere klank, die het resultaat is van een beheerste techniek, een
verfijnde benadering en een gevoelige uitbeelding.
Want bij iedere keuze is de gehele mens geëngageerd, met de inbreng
van zijn hele persoonlijkheid.
Een kunstenaar die zijn metier en alle consequenties ervan zo ernstig
opvat, en zo diep doordrongen is van de noodzakelijkheid van een volmaakte
vormgeving, moet een goed pedagoog zijn. Sierk Schröder heeft zich
in Amsterdam als zodanig ontwikkeld. Een goed leermeester, die zijn
leerlingen van zijn kennis laat profiteren, maar zich niet dringt tussen
hen en hun taak. Maar hij is in de allerlaatste plaats de verkrampte
Academie-hoog-leraar uit de karikatuur: het bescheiden talent dat zijn
impotentie opdringt in een vernielen van de mogelijkheden der leerlingen.
Wat positief is tracht hij te cultiveren en wat in zijn ogen verkeerd
is probeert hij te verbeteren. Zo is zijn leraarschap een activiteit,
die een verlengstuk is geworden van zijn eigen werk. En zo groeit hij
in een bundeling van krachten naar een nog verdere ontplooiing, door
zijn rijke begaafdheid artistiek, maar stellig in beslissende mate ook
menselijk.
------------------------------------------------------------
Drs. J.N. van Wessem was directeur van het Stedelijk
Museum De Lakenhal, Leiden (1953 - 1967), daarna hoogleraar kunstgeschiedenis
en esthetica aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, Amsterdam.
Uit het archief van de Stichting Sierk Schröder
|
|