De Stichting Sierk Schröder is de auteursrechthebbende op alle kunstwerken van Sierk Schröder

Home | Biografie | Lezingen

Lezingen / betogen / interviews
 

Sierk Schröder (1903-2002)

Lezingen / betogen / interviews / brieven / briefwisselingen

Parijs, 17 juni 1969, In het Louvre
20 juni 1969, terug in La Rotonde Montparnasse

door Sierk met potlood geschreven (in één keer, gelet op doorhalingen en tussenvoegingen)


Waarom die teleurstelling, die malaise? Altijd heb ik met de grootste bewondering naar de oude meesters gekeken. Ik heb getracht ze na te volgen, het geheim van hun kunnen te doorgronden, door te dringen tot dat wat hen bewoog.
Waarom zie ik nu alleen de façade?, het retorische?, het gemakkelijk virtuoze?, waarom zijn hun kleuren zo vuil?, waarom is er zoveel onecht? Rubens ijdelheid en ……. (woord onleesbaar), Rembrandt: modderige, moeizaam opgebrachte verflagen. Chardins prutterige preciesheid; wat is er met mij gebeurd, waarom treft mij wél de oer-schoonheid van een Karolingisch zwaard of de contour van een Griekse vaas? Waarom onderga ik dat als zuiver en echt terwijl ik zo veel onzuiverheden voel in het werk dier zeventiende eeuwers, die ik mijn leven lang bewonderd heb? Zij zijn niet veranderd, zij staan daar onwrikbaar. Ik ben veranderd. Er is in die jaren dat ik hier niet was iets met mij gebeurd. En wat is dat?, en als ik dat zo voel, als ik mijn meesters zo beoordeel, wat blijft er dan over van mijn eigen werk? Als ik de zeef van dit oordeel ophoud, hoeveel, of liever hoe weinig werken zouden achter blijven? Ik weet het antwoord: alleen die werken die met het leven zelf te doen hadden. Niet de imitatie-pogingen, niet het voor geld of andere redenen gemaakte werk. Alleen, enkel en alleen die werken die gemaakt zijn in momenten van inspiratie, waarin je werkelijk in en door het werk leeft. Een tekening van moeder stervende, of op haar doodsbed, maar ook een pasgeborene, ook die portretten die méér zijn dan een afbeelding, die getuigen van een relatie. En dan komt de vraag: heb ik dan 'genoeg' geleefd, mij genoeg opengesteld voor dat wat werkelijk 'leven' is. Plasschaert schreef eens in een essay: 'De vrouw baart, het vlees splijt, het leven komt uit haar voort'. Zij leeft, zij existeert. De man kent deze vorm van scheppingsdrang niet, maar de drang tot scheppen is even groot. Om aan die drang te voldoen, maar zich zijn onvermogen bewust, zoekt hij een held, een meester die hij kan navolgen, en als hij zich niet tijdig losmaakt worden zijn scheppingen imitatie pastiches. Dat zag ik om me heen toen ik door de eindeloze zalen van het Louvre dwaalde. Het bedrukte mij, de vele voorbeelden van slaafse navolging, de gewilde retoriek. Maar… hoeveel moet ik schrappen uit mijn eigen levenswerk? Wat bitter weinig blijft er over, en is wat er over blijft nog een basis om op verder te komen?

20 juni 1969.
Vreemd is het na zoveel jaren terug te komen in Montparnasse, in hetzelfde café waar ik in mijn Parijse tijd zoveel kwam. Daar zag je Foujita, en Van Dongen, de Van Velde's, Matthieu Wiegman. Vreemd, om hier weer terug te zijn in de Rotonde met marmeren tafeltjes en zijn spiegels! Dezelfde spiegels die nu het beeld weerkaatsen van een oude man. Ik ben oud en de wereld om mij heen is jong en bruist van leven. Je ziet het in de ogen van de jongens en de meisjes die voorbij drentelen, je voelt het in de onverschilligheid waarmee ze aan je voorbij gaan. Ze zien je niet eens, je bent oud, het leven is aan hen, wij komen eraan, opzij, opzij. En dan springt er iets in je open. Je wilt roepen: ik ga niet opzij. In gedachten zwaai je met je duizenden tekeningen. Je grijpt je vast aan je ervaring, aan je werk, maar je voelt dat je het toch niet wint tegen die aanstormende krachten. Je duikt weg in jezelf, in je verleden, in het werk dat je maakte. Je realiseert je dat het tijd wordt achterom te zien, rekenschap af te leggen aan jezelf van wat je deed, en dan schuchter vooruitkijken. Ligt het geheim in het 'aanvaarden?' Maar 'aanvaarden' is niet hetzelfde als 'opgeven'. Je eigen strijd moet je door blijven strijden, je laatste krachten moet je uitbuiten, je moet blijven werken. En vooral niet verburgerlijken, niet de verlokkende haven binnen vallen van de gezapige oude dag. Laat deze confrontatie met een jong Parijs het besluit opleveren door te varen met het gehavende schip. Tóch je verlangen volgen, toch doorzeilen naar het onbereikbare ……. (vervanging van het doorgehaalde: onleesbaar) Misschien maak ik nog een enkele tekening, zó verbonden met het leven als het gevest van dat Karolingische zwaard verbonden was met de strijd. Misschien zal het naderen van de dood mijn werk juist nog meer verbonden doen zijn met het leven. Misschien.


Uit het archief van de Stichting Sierk Schröder