|
Home | Biografie
| Lezingen
Lezingen / betogen / interviews
Sierk Schröder (1903-2002)
Lezingen / betogen / interviews / brieven / briefwisselingen
Lieve Maja,
Hartelijk dank voor je brief op mijn verjaardag. Lief van je om daaraan
te denken. Wat heerlijk dat jullie nog wandelen kunnen. Miesje gaat
ook nog elke dag een uurtje lopen met Mouchka. Voor mij is dat er niet
meer bij. Langzaam, maar zeker nemen mijn krachten af. Met een stok
kan ik nog wel wat door de tuin lopen, maar ik ben dan ook 'stokoud'!
En er is veel te genieten in de tuin. Zelden was het voorjaar zo mooi.
Alles bloeit: de rododendrons, de lijsterbessen, de seringen en straks
weer de goudenregen. Zittend in mijn stoel kan ik nog wel een een tekeningetje
maken, van een appel, een bloesem of een paar narcissen, maar van echt
werken komt niet veel meer. Je zond me een paar reproducties van werk
van Cecilia en je schreef erbij: Jan ziet er niets in. Ik heb respect
voor Jan dat hij zo ronduit voor zijn mening uitkomt. De meeste mensen
zeggen bij het zien van wat we nu 'moderne kunst' noemen: 'Ik snap er
niets van, maar het zal wel mooi zijn als meneer Fuchs er acht ton voor
betaalt!' En dan: 'wie ben ik?', ik heb er geen verstand van of althans
niet genoeg om mijn oordeel behoorlijk te kunnen funderen.' Dat ligt
bij mij vanzelfsprekend iets anders. Als je bijna een eeuw geleefd hebt
en in mijn vak zoveel stromingen, zoveel 'ismen' hebt zien komen en
gaan kun je wel een redelijk onderbouwde opinie over een bepaald werk
hebben. En ik geloof, Maja, dat je mijn opinie weten wilt, anders had
je me deze kaarten toch niet gestuurd. Maar dan wordt het een lang verhaal.
Toen ik geboren werd in 1903 was de revolutie in de schilderkunst al
in volle gang, Malevitsj in Rusland, het futurisme in Italië, Picasso,
Braque en anderen in Parijs en wat later het Dadaïsme in Zwitserland.
Men wilde afrekenen met alle traditionele waarden en normen. Hun voorgangers,
de Impressionisten, hadden zich ook al verzet tegen het academische,
maar op een heel andere manier. Voor hen bleef de natuur de bron van
inspiratie. Misschien kun je het Dadaïsme wel beschouwen als het
epicentrum van de schokkende gebeurtenissen in het begin van deze eeuw
in de wereld van de kunst. Het Dadaïsme was een anarchistische
en nihilistische beweging die zich niet alleen tegen het academische
keerde, maar tegen alle gevestigde waarden, moreel, religieus, sociaal.
In de schilderkunst was het vooral Kurt Schwitters die de toon zette:
ik zag toen ik 23 jaar was in Parijs in 1926 een expositie van hem met
schilderijen van op paneel geplakte stukken krantenpapier en met krammetjes
vastgespijkerd prikkeldraad. De hele beweging (inclusief de nu verafgode
Picasso) was van een onvoorstelbare 'destructieve' kracht. Op het gebied
van de beeldende kunst werden alle traditionele waarden, waarop het
beeldend vermogen van de mens berustte sinds duizenden en nog eens duizenden
jaren, verworpen. De vaardigheid om te kunnen tekenen zoals de oude
Chinezen, de beheersing van het materiaal, het basalt bij de Egyptenaren
en het marmer bij de Grieken en de meesters van de Renaissance (Michelangelo
of Donatello) en de ongeëvenaarde verfbehandeling bij de Vlaamse
primitieven of in onze zeventiende eeuw, dat was alles waardeloos, 'quatsch',
onbelangrijk, uiterlijk vertoon.
Maar in de eerste helft van onze eeuw waren er ook andere stromingen,
het symbolisme met hier in Holland Toorop en Van Konijnenburg. Er was
waardering voor goede portretschilders, Jan Suyters of Jan Veth. Mondriaan
baseerde zijn abstractie op theosofische gronden. Ik zou je kritieken
kunnen laten lezen op mijn eigen werk in lyrisch lovende woorden van
kunstcritici, die na de doorbraak van het modernisme daar geen goed
woord meer voor over hadden. De doorbraak van de moderne kunst gebeurde
na de oorlog, ± 1950, en was internationaal. Niet Europa met
Parijs, maar America met New York nam de leiding, met Pollack en De
Kooning. Bij ons waren het de schilders van de Cobragroep: Appel, Corneille,
Constant en Jorn, en het was Sandbergh die in 1949 in het Stedelijk
museum in Amsterdam die doorbraak forceerde. Daarna volgden de 'ismen'
zich in snel tempo op. Steeds méér greep men terug op
de 'avant-garde' van begin 1900. In het onderwijs veroverde de 'vrije
expressie' steeds meer terrein. Er ontstond een nieuwe generatie schilders
die geen grondige academische opleiding meer hadden genoten.
Een verschil met de avant-gardisten uit 1900 die allemaal nog wél
academisch geschoold waren. Die schilders werden de leermeesters van
de volgende generatie die nu helemaal niet meer leerde tekenen, want
op de academie werd anatomie, perspectief en kunstgeschiedenis afgeschaft.
Tekenen naar de natuur wordt nog wel toegestaan, maar in principe afgeraden.
Niet meer de natuur met zijn onbegrensde, steeds variërende vormen
en kleuren werd de bron van inspiratie, maar het eigen ik. Zo ontstond
de tot Schepper verheven scheppend kunstenaar. De moeizame leertijd
kon gevoeglijk overgeslagen worden, een ongebreideld aantal mensen voelden
zich 'kunstenaar' en werden kunstschilder, daarbij gesteund door de
inmiddels ingevoerde steunregelingen. Tot welke excessen deze zogenaamde
contraprestatie heeft geleid heb je in de krant kunnen lezen. Het Rijk
en de Gemeenten zitten opgescheept met pakhuizen vol prulwerken. Maar
belangrijer dan dit is de geestelijke achtergrond. Elke revolutie leidt
na kortere of langere tijd tot een verstarrend dogma. Ook de schilderkundige
revolutie van het begin van deze eeuw is een verstard dogma geworden.
Men noemt zich nog altijd 'avant-gardist'. Maar de avant-gardisten van
nu hebben niets gemeen met die van het eerste uur. Dát waren
vechters die er armoede voor leden, idealisten, beeldbestormers. Die
van nu zijn brave burgers die leven van een uitkering, of als ze een
geslepen kunsthandelaar vinden en een zakelijk inzicht hebben een mooie
carrière maken en een aardig duitje verdienen. Dat weten jullie
misschien niet zo, maar alles draait tegenwoordig in die kunstwereld
om geld. Een leeg doek met twee zwarte strepen erop kan, mits handig
gespeeld, tonnen opbrengen. Het is een wereld van speculatie en greed.
Het is onze tulpenhandel. Maar alles lijkt erop dat het grote publiek
deze verlakkerij zat is. Er komt duidelijk een kentering. Daarom zend
ik jullie dit artikel in ons meest progressieve links georiënteerde
weekblad Vrij Nederland van 11 maart 1995 met een niet door mij gevraagd
interview. Dit zou twee jaar geleden nog ondenkbaar geweest zijn! En
hiermee kom ik op de reproducties van Cecilia en mijn opinie daarover.
Er is een oud gezegde: De snelste manier om uit de mode te raken is
met de mode meedoen. En dat voel ik in deze waterverftekeningen. Choqueren
is een van die verstarde dogma's van de revolutie van begin 1900. Maar
niemand is meer gechoqueerd. Geen oma schrikt meer van een drieletterwoord
in de radio of van een blote, je weet wel, op de televisie. Dat is allang
passé, net als tekenen als een driejarig kind. Dat deed men al
in de 40-er jaren. Ik heb dat nooit kunnen waarderen, een volwassen
mens die opzettelijk tekent als een kind, daar zit iets onechts is,
iets van coût que coût modern willen zijn, willen choqueren,
waardoor zo'n tekeningetje met kriebel-krabbels eigenlijk heel ouderwets
aandoet, gewoon passé. Ik begrijp ook niet goed waarom je een
gebeurtenis die in het leven van een vrouw zo ingrijpend is, zo vol
ontroering, als zij dat nieuwe leven in zich voelt groeien op zo'n manier
uitbeeldt. Ik heb een zwangere vrouw altijd heel mooi gevonden, maar
'schoonheid' is een woord dat 'taboe' is in het modern dogmatisme, en
die groep kunstenaars is heel streng in de leer.
Wat zal ik er meer van zeggen, Maja? Vertel haar ook maar niet wat ik
er van vind, ze komt er zelf wel achter en als ik het mis heb, tant
mieux voor je lieve dochter, waaraan ik de herinnering bewaar van een
leuk schoolkind die toen een opstel moest maken en daarvoor bij mij
kwam en toen ook al een andere opinie had dan ik!
Met veel liefs voor jullie beiden, van ons beiden.
Je Sierk
Uit het archief van de Stichting Sierk Schröder
|
|