De Stichting Sierk Schröder is de auteursrechthebbende op alle kunstwerken van Sierk Schröder

Home | Biografie | Lezingen

Lezingen / betogen / interviews
 

Sierk Schröder (1903-2002)

Lezingen / betogen / interviews / brieven / briefwisselingen

Sierk Schröder reageert op het artikel van Geert Dales in de NRC van 27 sept. 1997

In een artikel in de NRC van 27 september 1997 fulmineert de heer Geert Dales tegen het kortgeleden verschenen boek van Riki Simons De gijzeling van de beeldende kunst. Hij schrijft hierin:
'De staat als kunstdoder is een hardnekkige mythe'.
Dit is geen mythe, geachte heer Dales. Dit is een onloochenbaar feit. Mag ik, om dat te staven, enkele voorbeelden geven uit het recente verleden en de heer Dales herinneren aan de dodelijke invloed die een staat heeft uitgeoefend op de kunst.

Nadat Hitler staatshoofd werd, maakte een kunstverständige elite uit wat wél en niet als kunst beschouwd mocht worden. Waanzinnige staatssubsidies werden verstrekt aan beeldhouwkunst en bouwkunst. Breker en Speer konden hun gang gaan. Waren Hitlers invloed en die van door hem ingestelde Kulturkammern, die de kunst van het Derde Rijk en in de bezette gebieden vormden, niet dodelijk voor elke ontwikkeling van schilderkunst, beeldhouwkunst en literatuur tijdens zijn regime? Beyreuth bloeide op en werd een heilig volksgebeuren. Maar wat zou er gebeurd zijn met de 'Entartete Kunst' als Europa in de macht was gekomen van de staatskunst van het Derde Rijk?

Een tweede voorbeeld: Rusland na de revolutie. Hoe is het gegaan met het bevlogen avant-gardisme van Malevitsj en zijn groep toen onder Stalin de 'staat' de teugels van het kunstgebeuren in handen nam? De staatsinmenging en staatssubsidies voor kunst die het communisme verheerlijkte was de doodsteek voor de bevlogen avant-garde in Rusland in het begin van deze eeuw. Kunstenaars die bleven werd de mond gesnoerd, of ze verdwenen in kampen in Siberië. Velen hebben hun overtuiging met de dood moeten bekopen.

Maar ook de Salonkunst van de negentiende eeuw in Frankrijk breng ik ter berde, of in Engeland het proces van Whistler met de almachtige betweter Ruskin, de officiële vertegenwoordiger van de heersende klasse, die oordeelde wat kunst was en wat niet.
In Frankrijk heerste tijdens het keizerrijk van Napoleon III een kleine groep machtige juryleden die door subsidies en museale staatsaankopen elke vorm van vrije kunst tegenwerkten. Zij wisten immers wat de ware schilderkunst was. Schilders als Gerôme en Cabanel werden overstelpt met eerbewijzen en ridderorden.

Ik zou meer voorbeelden kunnen noemen uit een ver, ver verleden, de macht van de staatskunst der Farao's in Egypte, de invloed van de kerk in Byzantium en van de kloosterorden in de vroege middeleeuwen, de invloed van de door kerkvorsten opgedrongen stijl die het verval inluidde van de hoog renaissance tot het maniërisme.

Men zou mij kunnen tegenwerpen dat in die periode grote kunstwerken ontstonden, maar er is één essentieel verschil tussen de kunst uit dat verre verleden met de ontaarding van het bevlogen avant-gardisme in de tweede helt van onze eeuw. De makers van Egyptische schilderijen en beeldhouwwerken, van de grandioze beelden uit Byzantium en van ontroerende incunabelen, die de eenvoudige kloosterbroeders ons nalieten, hadden één ding gemeen: het waren bekwame handwerkslieden. Ze maakten kunstwerken, maar noemden zich geen kunstenaar. Kunst komt niemand aanwaaien, vereist leertijd, eindeloos oefenen, materiaalkennis, een vaste hand die gehoorzaamt aan de geest.
Kort voor zijn dood schreef Kingsley Amis: 'As soon as originality became important the days of artistic merit or excellence were numbered. It is agreed to be irrelevant or unseemly to ask "Is it any good?" Waar deze verheerlijking voor originaliteit boven kwaliteit toe leidt zien we in de huidige tentoonstelling van de Royal Academy of Art in London waar een meer dan een levensgroot bloederig portret van veelvuldig kindermoordenares Myra Hindley duizenden op sensatie beluste bezoekers trekt. Kunnen we ons een portret voorstellen van Dutroux met een collage van de door hem vermoorde en verkrachte meisjes in Het Stedelijk? Met als achtergrond een doorgezaagd varken van Damien Hirst.
Aan formaline alleen al zou dit een fortuin kosten buiten een exorbitant bedrag, het museale inkoopbeleid aangaande. Wie knippert nog met zijn ogen als de restauratie van een waarschijnlijk met de verfroller vervaardigd zwart vlak van Newton voor achthonderdduizend gulden wordt uitbesteed aan een Amerikaanse restaurateur. Wordt het niet tijd dat aan de waanzin van geldverspilling een einde komt? Een 'verfroller', dat ik zoiets durf te zeggen heeft een gegronde reden. Al vanaf mijn eerste verblijf in Parijs in 1926 was ik bevriend met de schilder Frits Klein. Hij was het die mij op het atelier van André Lhôte kwam opzoeken en de wat verloren Hollandse schilder op beminnelijke wijze introduceerde bij de groep Hollandse schilders en de familie De Kat die bevriend was met Mondriaan die toen nog in Parijs woonde. Hij (Frits Klein) was de vader van de nu wereldwijd beroemde Yves Klein, de man van het Klein Blauw (International Klein Blue). Frits Klein en ik zijn tot zijn dood bevriend gebleven, en voor mij is er geen reden om te twijfelen aan de waarheid van zijn verhaal hoe hij zijn zoon hielp als die in tijdnood was voor een nieuwe expositie. Ik zie zijn gezicht nog voor me als hij vertelde hoe Yves zijn emmer met Klein Blue….

Dat onomstotelijk voor mij vaststaat dat de staat als kunstdoder een voldongen feit is, moge uit het bovenstaande blijken.

Uit het archief van de Stichting Sierk Schröder '

Opmerkingen:
Op verschillende momenten schrijft Sierk Schröder zijn mening over het artikel van Geert Dales opnieuw uit, maar telkens komt die op hetzelfde neer. Daarom is zijn reactie 'ingekort'; zinsopbouw en bewoordingen zijn onveranderd. Het artikel van Dales moet bij hem slecht zijn gevallen. Een reactie zal (uiteindelijk) niet zijn verstuurd naar de NRC.

Riki Simons
In De gijzeling van de beeldende kunst (1997) beschrijft Riki Simoon het verstikkende stelsel van regelingen en subsidies binnen de kunstwereld die daardoor nauw aan de overheid is gerelateerd.
Subsidies gaan vaak naar door het publiek niet gewaardeerde kunstenaars, geselecteerd door ambtenaren. In het NRC Handelsblad van 20 september 1997 (Opini/Buitenland) wordt paginagroot ingegaan op het boek, onder de titel Subsidie-circuits verstikken de kunst.
Riki Simons is auteur en schrijft sinds 1999 voor Elsevier Weekblad over beeldende kunst, kunstmarkt, kunstwereld en cultuurbeleid.

Geert Dales
Reactie van Geert Dales op het boek van Riki Simons In NRC van 27 september 1997 onder het hoofd:
Riki Simons debiteert over kunstsubsidie totale onzin. Zijn stelling: De staat als kunstdoder is een hardnekkige mythe. Mr. G.D. Dales is (in 1997) directeur van het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst

Sir Kingsley Amis (1922-1995), is een Engels auteur. Zijn stijl wordt gekenmerkt door vlijmscherpe observaties.
Myra's bloederig portret is geschilderd door Marcus Harvey (1995).